Op een boerderij in Frankrijk

25/11/2019
Cultuur

Dag 1

Een grijs versleten busje komt met een krappe bocht mijn kant op rijden en stopt voor de ingang van het station. Twee vrouwen stappen uit, stellen zich voor als Anna en Sasha en introduceren me aan vier jonge meiden op de achterbank, waarvan ik geen enkele naam kan onthouden. Dochter van, zusje van, vriendinnetje van, ik heb geen idee wiens kind van wie is. Ze dragen geen riemen en ik kan ook geen riem vinden van de stoel waar ik in zit, die ik wel graag had willen hebben. Het busje scheurt de stad uit, neemt scherpe afslagen en maakt net zo veel herrie als je verwacht van een busje dat vol ligt met schooltassen, lege plastic flessen en een lege wijnfles. Het verbaast me dat er geen hond op de achterbak zit. De meisjes zijn leuk, ze praten met me en ik probeer terug te praten in het Frans. Na een paar zinnetjes geven ze het op, ik begrijp het niet genoeg om te blijven reageren.

De bus blijft zo’n 25 minuten op volle gas doorrijden tot we bij een houten hek aankomen. Er komen drie honden op het hek afgerend met lieve gezichten. De structuur van het gebouw is prachtig, maar het doet me minder dan ik had verwacht. Het erf ligt vol met spullen, waaronder kinderspeelgoed en oude spullen. Ik til mijn loodzware koffer uit de auto en wacht tot iemand me instructies geeft waar ik die neer kan zetten. Die komen niet, dus sta ik een beetje verloren buiten, tot Sasha me wazig instrueert naar binnen te gaan. De keuken is donker en klein en de tafel in het midden ligt stampvol met spullen waarvan ik niet eens kan ontrafelen wat het allemaal is. Anna stelt me voor aan haar man, Jonas, een kleine, slanke man met een slechte huid, is het eerste wat me opvalt. Hij zegt snel hallo en dan zijn telefoon pakt omdat zijn moeder belt. Anna heeft plotseling een peuter op haar arm zitten.

Zonder dat ik het überhaupt door heb, heeft iedereen plotseling een sigaret in zijn mond.

Ik aai een poes, aai nog een andere poes, wacht tot ze me iets van een rondleiding zullen geven, of in ieder geval mijn kamer laten zien, maar er gebeurt niks. Ik draal een beetje in de woonkamer, krijg een glas water aangeboden, verplaats me uit nieuwsgierigheid naar de tuin en schop een paar keer tegen een bal waar een van de honden achteraan gaat. Sasha draait een sigaret en steekt hem op. Er komt een andere vrouw tevoorschijn die vermoedelijk al heel wat jaren niet naar de tandarts is geweest. Ze komt wazig over, is ze dronken? Ik kan het niet goed plaatsen. Het is een vriendin van Anna, ze komt uit Marokko en is hier voor een paar dagen. Zonder dat ik het überhaupt door heb, heeft iedereen plotseling een sigaret in zijn mond. Ik krijg sterk het vermoeden dat het niet alleen shag is. De ogen van de Marokkaanse vrouw, Malika, liggen diep, de omtrek van haar tanden ziet zwart. Ze zoekt een beetje hulpeloos naar haar glas rode wijn. Jonas trekt een fles bier open. Ik weet dat er gekookt wordt, er werden uitjes gebakken op het vuur, en ik kijk ernaar uit om met zijn allen even aan tafel te zitten en de komende werkdag door te nemen.

Maar eerst moet de baby gevoed worden. En krijgen de kinderen te eten. Om tijd te doden ga ik naar de wc, een droogwc, houtsnippers erop gooien dus. Dan komt de buurman langs om eieren te ruilen tegen sla en wortelen. De man heeft een aardig gezicht en een vriendelijke glimlach, de eerste van de avond. Uiteindelijk vraagt Anna me of ze mijn slaapplek zal laten zien, zo’n twee uur nadat ik ben aangekomen. Ik dacht dat je het nooit zou vragen, denk ik bijna hardop. Mijn slaapplek is een matras op de grond van de bovenverdieping waar ook haar dochter en haar vriendinnetje slapen. Op de zolder slaapt Malika. “Ik ben trouwens een kettingroker, dus ik ga er waarschijnlijk één of twee keer uit ’s nachts,” zegt ze. Goed dat je het zegt. In de badkamer is een gewone doorspoel-wc.

Ik vertrek weer naar beneden en laat Anna weten dat ik kaas heb meegebracht uit Nederland, Emmentaler. “Ah” is het enige geluid dat uit haar mond komt. Ik kan niet anders dan haar reactie onbeleefd vinden, omdat dit de reactie is die ze geeft op zo’n beetje alles wat ik zeg. Ik laat het allemaal tot me door dringen en probeer mezelf te overtuigen dat het allemaal niet zo erg is. Het bed ziet er comfortabel uit en Anna heeft gezegd dat ik na 10 dagen op het zoldertje kan slapen. De vragen die ze me stellen zijn geïnteresseerd, dus ik doe nog een poging mezelf te verzekeren dat het best een goede plek is. Het is een nieuwe plek, een andere cultuur, en dat is wennen, probeer ik mezelf aan te praten, net als mijn vrienden via de app proberen te doen.

Dan moet de baby naar bed en Anna vertrekt naar boven. Sasha gaat bij de kinderen zitten en haalt wat salade uit de bak die inmiddels op tafel staat. Ik voel me zo vrij ook te pakken, ik weet niet hoe lang het nog gaat duren voordat er gegeten wordt. De drie plakjes tomaat die ik op mijn bord heb gelegd zijn veel te weinig om mijn maag te vullen. Er wordt soep geserveerd aan de kinderen en het water loopt me in de mond. Het ziet er niet naar uit dat er elk moment iemand aan tafel komt zitten om te gaan eten. Jonas zit aan tafel, maar die lijkt meer van zijn sigaretjes te genieten dan dat hij een tomaat naar binnen gaat werken. Ik aai nog maar een hond en duw een kitten van tafel die kaas uit de lege soepkommen likt. Als ik gevraagd heb naar het wifi-wachtwoord en weer naar buiten kom, heeft Malika ook een kom soep leeg gelepeld. Ik zie mijn kans schoon. “Heb je al soep gehad?” vraag ik tactisch. “Ja, wil je ook?” Ja, ik dacht dat je het nooit zou vragen. Ik probeer niet te verwachten dat er binnen een halve minuut een kom soep op tafel staat, maar uiteindelijk komt hij er, met twee stukjes brood. Ik slurp hem naar binnen en als Anna vraagt of ik wil douchen, zie ik mijn kans schoon om me terug te trekken.

Dag 2

Ik probeer de ochtend met een schone lei te beginnen. Geen verwachtingen. Half 9 beginnen met werken? Niet op rekenen. Mais rapen tot ongeveer half 2? Niet op rekenen. Ik bereid me die ochtend een beetje voor door een theezakje uit mijn tas te halen en thee te gaan zetten. Dan sta ik niet helemaal verloren te treuzelen. Ik loop de trap af en stap direct de drukte in. Drie kinderen zitten aan tafel chocopops met melk naar binnen te lepelen. Er staan niet genoeg stoelen om de tafel, dus er is geen plek om te gaan zitten. Ik vraag of ik thee kan zetten en zet de waterkoker aan. Er gebeurt van alles in de keuken, waardoor ik het liefst weer naar boven wil rennen. De keuken is te klein voor drie jonge meiden en vijf volwassenen, hij is kleiner dan mijn woonkamer in Amsterdam, en daar zou ik al niet graag zo veel mensen willen huisvesten. Er is een kruk tevoorschijn gekomen waar ik op ga zitten. Ik snijd een stukje brood en beleg hem met kaas, zonder bord, dat is geloof ik iets Frans. Om half 9 vertrekt Anna met de kinderen naar school, Sasha en Jonas zuchten als er eindelijk stilte in de keuken te horen is.

Ik pak mijn eigen geluiddempende koptelefoon en smeer me nog maar een keer in tegen de felle zon.

Om 9 uur gaan we aan de slag. Mooie tijd, ik heb zin om aan het werk te gaan. De zaagmachine wordt aangezet, een half uur lang leg ik smalle omgehakte bomen in de machine en zaagt Jonas, en later Anne, ze in stukjes. Het geluid dat de machine maakt is loeihard, maar aangezien we geen koptelefoons dragen denk ik er niet te veel over na. Zodra de machine uitgezet wordt omdat er een tak vastloopt, of omdat iemand langskomt om iets te vragen, hoor ik een hoge piep in mijn oren. Ik hoor mijn moeder bijna roepen dat ik mijn oren moet beschermen, dus vraag ik om een koptelefoon. Hebben ze niet. Ik pak mijn eigen geluiddempende koptelefoon en smeer me nog maar een keer in tegen de felle zon. De batterijen van mijn koptelefoon zijn na vijf minuten leeg, maar gelukkig is de dempende functie niet helemaal weg. Het werk is best prettig, fysiek, resultatief. Een bus vol met takken veranderen we binnen een paar uur in een stapel kleine houtjes.

Als alle takken uit de bus verdwenen zijn, vertrekken Anna en haar man. Ik weet niet wat er van me verwacht wordt, dus stapel ik het hout maar op de stapel die er al ligt. De laarzen om mijn broek zorgen ervoor dat mijn voeten een broeikas worden dus ga ik bijna elk kwartier naar binnen om af te koelen, een glas water te halen en me nog eens in te smeren.

Veiligheid en efficiëntie staat niet hoog op het lijstje van deze boerderij. Een vaste lunchtijd ook niet. Dat is Frans, geloof ik, maar zelfs een schatting kunnen ze niet maken. Dus ga ik maar weer naar buiten en stapel ik weer een paar blokken. Om half 1 kan ik mijn rommelende maag niet meer negeren en ga ik op de veranda in de schaduw zitten. Er staat een schaal met eten klaar op tafel, er zijn borden klaargezet, maar het lijkt er niet op dat er iemand op het punt staat om te gaan eten. Ik sta op en ga op verkenning uit. Achter me ontdekt ik een paar ezels, ver weg, grazend. Ik loop richting de vijver terwijl de hond voor me uit loopt met een tak tussen zijn tanden. Als ik hem vastpak, houdt hij zijn tanden stevig op elkaar. Ik ontdek de moestuin waar net zo weinig regelmaat in zit als het huis zelf. De verhouding tomaten en andere planten is bijna twee op één. De tomaten zien er heerlijk sappig uit en ik wil er het liefst één plukken en opeten. Er liggen gigantische pompoenen en ik herken aardappelen, heel veel aardappelen. Er is ook wat peterselie, een aantal aardbeien waarvan ik er wel één durf op te eten, snijbiet en nog meer dingen die ik niet meteen herken.

Terug op de veranda duurt het nog even voordat er aanstalten worden gemaakt om te gaan eten. Er wordt eerst een sigaret gedraaid, opgestoken. De man van Anna draait iets anders. Er wordt naar de schaal gekeken, waar de rijst zich onderop heeft verzameld, niemand heeft zin om de ingrediënten van de salade te mixen, dus doe ik het, zodat ik maar iets te doen heb, en daarna eindelijk op kan scheppen. Ik vraag wie ik kan opscheppen, maar ze kijken me aan alsof ik ze iets heel vreemds zeg. Jonas zegt iets in het Frans, en ik vraag aan Sasha wat hij zei. “Ja, schep maar op, we eten na de sigaret.” Sigaretten staan wel hoog op het lijstje hier. Als zij moesten kiezen tussen sigaretten en eten, zouden ze niet lang leven.

Ik eet met lange tanden, omdat ik niet onbeleefd wil zijn doordat ik niet op de rest wacht. Een paar minuten later komt Anna de veranda op, waarschijnlijk heeft ze haar zoontje op bed gelegd. Nu wordt er echt gegeten. Tijdens het eten ben ik stil, de rest houdt uitgebreide gesprekken in het Frans. Soms pik ik op waar ze het over hebben, maar ik voel geen ruimte om me erin te mengen. Om twee uur ruimen we op, maar de vaatwasser blokkeert de buitendeur als deze open staat en we lopen elkaar gigantisch in de weg dus blijf ik maar buiten. Als de tafel leeg is probeer ik niet de verwachting te hebben dat we weer snel aan het werk gaan. In de gang (dat eigenlijk nog deel is van de keuken) kom ik Jonas tegen, hij zegt dat het heel warm zal zijn op het veld. We gaan maiskolven rapen die zijn blijven liggen na de oogst, een boer in de buurt heeft hem toestemming gegeven deze mee te nemen van zijn land. Hiermee gaan ze hun dieren voeren. Vier stukken land in totaal, wat er uiteindelijk vijf blijken te zijn. Jonas vertelde eerder dat hij blij is dat het van deze boer komt, omdat hij niet zo veel chemicaliën schijnt te gebruiken als andere boeren.  

Het maisveld waar we aankomen is vrij klein, gelukkig. Maar ik weet op dit moment nog niet dat er nog vier velden zijn, die twee keer zo groot zijn. Het is half 3 als we beginnen met rapen. Bij de eerste windvlaag valt mijn hoed van mijn hoofd, dus leg ik hem maar in de auto. We verspreiden ons op een totaal onlogische manier op het veld. We beginnen in het midden en lopen alle kanten op. Ik probeer voor mezelf een handige route te vinden zodat dat ik mijn eigen weg niet twee keer loop en vergeet maar even wat de rest aan het doen is. Het rapen heeft wel wat, soms peuter ik prachtige maiskolven tussen de bladeren vandaan. Ik begin rijpe en onrijpe kolven te herkennen en zie dat er op sommige een soort brandplekken zitten, alsof de zon ze in beschimmelde popcorn heeft omgetoverd. Als het veld leeg is hoor ik dat we nog een veld gaan doen. Nu begin ik me te ergeren, ik sta al 5 uur in de kokende zon te werken en ik geloof dat dat niet helemaal de bedoeling is van wwoofen. Nu ben ik niet zo principieel dat ik een uurtje extra echt niet goed vind, maar we hebben pas één pauze gehad en de kans op een zonnesteek is niet gering. Als we in nog een veld mais gaan rapen hebben we ongetwijfeld nog minimaal 2 uur nodig.

We beginnen met zijn vieren aan het tweede veld. Halverwege bezeer ik mijn wijsvinger aan een scherp blad, het is geen grote wond maar het bloed stroomt als water langs mijn vinger omdat ik hem steeds omlaag houd om nog een kolf van een stengel te trekken. De hitte werkt ook niet mee. Ik zuig het bloed op maar het heeft weinig effect. Ik weet ook dat vragen om een pleister onzin is, er ligt heel veel in die bus, maar pleisters zullen er ongetwijfeld niet zijn. Ik haal een zakdoekje uit mijn broekzak en wikkel die om mijn vinger tot het bloed stolt. Ik blijf doorrapen.

Er komt een bekend gevoel naar boven: heimwee.

Tijdens het rapen word ik een beetje pissig. Ik voel me uitgebuit. De afwezigheid van een fatsoenlijke introductie van het huis, van de slaapkamer, van überhaupt een welkom gevoel, het kan niet alleen aan mijn perceptie liggen. En nu werken we veel langer dan gezond is, dan mág, terwijl ze al twee keer hebben gezegd dat de werktijden zo rond half 2 stoppen, en we nu al langer dan 5 uur bezig zijn.

Er komt een bekend gevoel naar boven: heimwee. Het is hetzelfde gevoel dat ik had toen mijn moeder me als kind naar mijn oma bracht voor een logeerpartijtje. Bij aankomst moest ik zo hard huilen dat ze me weer mee naar huis nam, ze kon niet anders, want ik hield me stevig aan haar vast. We noemden het altijd heimwee, maar nu herken ik het als een gevoel van angst. Ik was bang dat ik niet goed genoeg zou zijn. Ik had er altijd wel zin in, ik hield van mijn oma, maar mijn angst weerhield me ervan te geloven dat het ook echt gezellig kon zijn. Terwijl ik op het veld sta, denk ik hieraan. Ik ben op een plek waar ik niet op mijn gemak ben, en ik wil niet per se naar huis toe, ik wil hier gewoon niet zijn, waar ik geen enkele connectie voel met de mensen om me heen, en daarmee de connectie met mezelf ook kwijt ben.

Ik werk langer door dan ik eigenlijk kan, mijn maag rommelt al een tijdje, maar ik durf niet te zeggen dat ik wil stoppen. Dat we beter een andere dag verder kunnen gaan. Ik weet dat ik het vrijwillig doe, maar aangezien ik niet lang geleden heb besloten dat ik toch eerder weg wil van deze boerderij, voelt het alsof ik niet kán klagen op dit moment. Want als ik nu klaag, amper werk, en straks vertrek, dan… ja, wat dan, eigenlijk?

Het repetitieve werk van het graaien tussen de maïsbladeren maakt dat ik af en toe vergeet waar ik ben. Even ben ik alleen maar op dit veld, in een straal van 5 meter is er niemand te bekennen. Ik zou net zo goed alleen kunnen zijn, maïs voor mezelf verzamelen en de kolven bewonderen die ik helemaal gaaf uit de bladeren kan pellen. Af en toe wordt mijn aandacht getrokken naar een van de honden die mee is, hij rent met veel plezier rondjes over het veld en loopt soms stukjes met me mee.  We zijn nog steeds op onlogische wijze verspreid over het veld maar uiteindelijk ligt de bodem van de bus vol met maïskolven. Om 7 uur hebben we het hele veld uitgekamd.

We drinken met drie kinderen die uit school zijn gekomen en vier volwassenen uit de anderhalve fles water die mee is gebracht. De hond kijkt ons uitgeput aan. Malika loopt wankelend naar de andere auto op zoek naar een schoteltje voor de hond om water in te doen, nadat we merken dat het niet erg handig is om hem uit onze handen te laten drinken. Ze zei iets in het Frans, dus ik wist niet dat ze van plan was een schoteltje te zoeken. Naast me liggen plastic bekertjes waarvan ik er een vul met water, de hond begint gulzig te drinken. Als ze terugkomt met lege handen kijkt ze verbaasd naar mij en de hond en lacht ze. Ik kan niet anders dan denken dat haar denkvermogen wel zo traag moet zijn door de sigaretten en liters wijn die ze de hele dag door achterover gooit. Ik geef de hond twee bekertjes water maar het is niet genoeg, hij blijft aan het bekertje likken, ook al is het droog. De fles is bijna leeg en de andere kinderen vragen ook om water.

Als we in de bus zitten, op weg naar huis, zit het jongste zoontje in een autostoeltje op de voorbank. Ik ga ernaast zitten, op de plek waar de hond eerst zat. Dit lijkt me niet bijzonder handig, dus vraag ik aan Jonas waar de hond gaat zitten. “Nou hier,” zegt hij, en knikt naar de plek tussen ons in, bij de versnellingspook. Dan kruipt de hond op mijn schoot. “You don’t mind?” vraagt Jonas. Ik knik van niet, en lach van binnen om de zoveelste verbazing. Er kruipt een hond op schoot en daarvoor vraagt hij mijn goedkeuring, maar als hij naast me rookt in de auto, heb ik het te accepteren. “Morgen gaan we de andere velden doen, zondag komt er namelijk een machine die de velden overhoop gaat gooien,” kondigt Jonas aan. Het eerste wat ik denk is, wacht even, werken op zaterdag? Anna gaf in haar mail aan dat ik niet in het weekend hoefde te werken als ik een maand zou blijven. Nu heb ik al zo goed als besloten dat ik eerder weg zal gaan, dus zeg ik er niets van.

Eenmaal terug bij het huis trek ik me terug op mijn kamer, ik bedoel, op mijn matras. Ik stort mijn hart uit via de app bij vrienden en bel een vriendin. “Ça va?” zeggen we grappend tegen elkaar. Ik zucht diep en ze zucht met me mee. De volgende zin kan ik niet zonder tranen uitspreken. Ik wil me niet meer groot houden, ik vind het hier verschrikkelijk en wil het liefst zo snel mogelijk vertrekken. Ik leg haar uit waarom ik me zo voel en ze zegt dat het lijkt op een behoorlijk gebrek aan respect. Ze zouden beter werknemers in dienst kunnen nemen, maar die kosten geld, en daar willen ze op elke mogelijk manier op besparen. Ik besluit dat ik een andere plek ga zoeken, contact ga opnemen met boerderijen in de buurt en hopen dat zij nog plek hebben. Daarna bel ik met mijn vriend en probeer ik hem uit te leggen dat ik echt niet op mijn plek ben, dat ik niet de persoon ben om zomaar op te geven, maar hier bij het moment dat ik door de voordeur kwam, me al niet op mijn gemak voelde. Hij probeert me niet meer te overtuigen dat het nog beter zal worden, dat ik me open moet stellen, maar spoort me aan om eerlijk te zijn over wat ik voel. Ik stuur vijf andere boerderijen in de buurt een berichtje en ben zo open mogelijk, dat ik al in Frankrijk ben en het niet naar mijn zin heb, dat ik op zoek ben naar een plek waar leren en like-minded people ontmoeten centraal staat. Ik zeg niets over de mensen hier, maar dit zal duidelijk genoeg zijn.

Beneden wordt het eten voorbereid. Ik vraag of ik kan helpen, snijd een paar wortels, en voel me even nuttig. Het moment is snel voorbij als de mensen om me heen hun eigen patroon helemaal te pakken hebben, ze draaien om elkaar heen alsof ze dit al jaren zo doen en ik begrijp de pasjes niet. Achter me staat Jonas of Anna, het maakt ook niet uit wie, een joint te draaien. Ik besluit dat mijn kookmoment voorbij is en ga door de achterdeur naar buiten. Ik kom Anna, of Jonas, tegen die vragen of alles oké is. “Ça va,” bevestig ik. Ze hebben dus wel iets door, of het dochtertje van Sasha heeft gezegd dat ze me hoorde huilen terwijl ze op de wc zat. Terwijl Jonas de tafel dekt vraag ik naar de werktijden, en of ik goed begrepen heb dat er ook vrije dagen zijn. “Zondag is je vrije dag,” is het enige wat hij zegt.

We eten aardappelen, die we ook in het maïsveld gevonden hebben, en wortels uit de oven. Zoals gewoonlijk heb ik honger maar de aardappelen vallen zwaar op mijn maag. Ik wil het liefst naar bed of gewoon even alleen zijn. Na het eten vraag ik Jonas of we morgenochtend weer om dezelfde tijd beginnen. “Morgen… half tien.” Ik zeg de groep goedenacht en vertrek naar boven.

Dag 3

Om kwart over 9 ben ik beneden en zet ik de waterkoker aan. Anna zegt dat er nog fruitsalade is van gisteren dat ik als ontbijt kan nemen. Ik vind het een goed voorstel, dus haal ik de schaal uit de koelkast en zoek ik een kommetje om het in te doen. Als ik de schaal terug zet vraag ik of er ook nog brood is, aangezien het al bijna half 10 is en ik bang ben dat ik op een maag gevuld met fruit in de brandende zon moet gaan werken. “No, later,” zegt ze, met een toon die ik op geen enkele manier vriendelijk durf te noemen. Ik heb niet eens zin om na te denken hoe ze mijn vraag geïnterpreteerd kan hebben, of ik onbeleefd ben, of het cultureel is of niet. Met elk uur dat voorbij gaat zie ik mezelf een week eerder vertrekken. Ik lees een boek aan tafel tot Sasha met de kinderen aan tafel gaat en wat ontbijtgranen met ze eet. Anna neemt brood mee naar buiten en geeft stukjes aan de kinderen. Ik weet dat ik me afwend door met mijn boek aan tafel te zitten, maar niemand maakt aanstalten om mij brood aan te bieden. Ik laat het maar, denk na over wat ik anders zou kunnen eten en vraag, als Anna weer binnen is, aan Sasha of ik wat ontbijtgranen kan nemen. Ik vul de kom met amandelmelk en nog meer fruit.

Om tien uur vertrekken Jonas en ik met de bus, dit keer zonder hond. In de auto zegt hij dat hij iets wil zeggen over de werktijden. “Ik wil met je praten over de vrije dagen. Het is niet zo dat je in weekenden niet hoeft te werken, dat hangt af van het werk dat er te doen is. Nu worden de maïsvelden bijvoorbeeld zondag omgegooid, dus kunnen we niet wachten tot maandag.” Ik begrijp hem heel goed. Ik probeer uit te leggen dat ik het geen probleem vind om op zaterdag te werken, maar dat Anna me had gezegd dat ik niet in het weekend hoefde te werken, dus wilde ik het duidelijk hebben. “Je hebt sowieso twee vrije dagen maar dat is niet altijd in het weekend. Als het twee dagen regent en vijf dagen de zon schijnt, nemen we vrij op de regenachtige dagen.” Ik zeg nogmaals dat ik het begrijp. Hij blijft langer uitleggen dan nodig, alsof hij door het verhaal nog eens te herhalen ervoor wil zorgen dat ik de volgende keer mijn mond niet meer open trek. Om het er allemaal maar uit te hebben, zeg ik ook dat de regel voor wwoof’ers is dat er 5 uur per dag gewerkt wordt, maar dat we gisteren 9 uur gewerkt hebben, met de vraag of hij daar rekening mee wil houden. Een paar seconden blijft het stil. “Vandaag zal het niet zo lang duren,” zegt hij dan.

Het maïsveld dat we gaan uitpluizen is net zo groot als het tweede veld dat we gisteren deden, maar nu zijn we met zijn tweeën in plaats van met zijn vieren. Het land is heuvelachtig waardoor het zwaar is om een kruiwagen gevuld met maiskolven erover heen te manoeuvreren. Na een half uur is de zon zo heet dat ik me in moet smeren. Anderhalf uur later vertrekken we naar een ander veld, in de auto smeer ik me nog een keer in. In het volgende veld liggen enorm veel maïskolven die de machine niet mee heeft genomen, na een uur zijn we nog niet eens op de helft. Gelukkig zegt Jonas dat we eerst gaan lunchen. Ik reken uit dat we al drie uur bezig zijn en we binnen twee uur nooit nog anderhalf veld af kunnen krijgen. Het begint me te dagen dat ik niet kan vertrouwen op wat hij ook over de werktijden zal zeggen.

Bij terugkomst in het huis probeer ik oogcontact te maken met mensen om ze te begroeten, maar niemand lijkt hetzelfde idee te hebben. Ik ga buiten zitten met mijn boek. Het zoontje van Jonas zit in zijn stoel en de enige die af en toe in en uit loopt is Jonas. Op dat moment besluit ik het te zeggen. “Jonas, ik wil eerlijk zijn, ik heb het hier niet naar mijn zin, ik voel geen goede connectie. Ik heb daarom besloten dat ik weer naar Montluçon wil.” Hij kijkt me geschokt aan. De wallen onder zijn ogen lijken nog dieper te worden. Het schokt mij dat dit hem zo verrast. Hij uit zijn schrik en gaat naar binnen om zijn vrouw het nieuws te vertellen. Ik hoor niet wat ze zegt. Jonas komt weer naar buiten en zegt wat ik precies had verwacht dat hij zou zeggen. Dat hij het niet respectvol vindt dat ik al na twee dagen weet dat ik niet wil blijven, vooral als ik aangeef dat ik een maand zou blijven. Hij wil weten wat precies het probleem is en zegt dat hij en zijn familie iemand in huis halen en ze hun best doen om ze welkom te voelen. Ik vind dat hij liegt, als dit zijn manier is van iemand welkom laten voelen, weet ik niet in wat voor wereld hij leeft. Hij is niet blij en bij mij borrelen tranen achter mijn ogen. Ik wil zo weinig mogelijk uit emotie zeggen, dus houd ik mijn antwoorden kort. Ik probeer uit te leggen dat ik het niet fijn vind om te doen alsof, dat dat voor beide partijen niet leuk is. Dat het niet aan het werk ligt, of de flexibiliteit, dat het misschien een cultuurding is, ik weet niet wat ik allemaal zeg, maar ik probeer het neutraal te houden en niemand ergens de schuld van te geven. Hij zegt dat hij het niet vindt kunnen dat ik op basis van een gevoel weg wil. Daar wil ik tegenin gaan, dus zeg ik dat ik een gevoelig persoon ben en zodra ik ergens niet op mijn gemak ben, handel naar mijn gevoel.

Ons gesprek is voorbij als hij zegt dat Sasha me om drie uur naar Montluçon kan brengen, omdat ze Malika ook gaat wegbrengen. Ik bedank hem en ga naar boven om mijn tas in te pakken. De laatste lunch is een soort samenvatting van mijn hele verblijf. Minimaal één kind huilt, katten springen op tafel om aan de borden te likken. Anna opent de pan met risotto, schept de kinderen op en vraagt aan mij “You want some?” Verder houd ik me stil en juich ik van binnen stilletjes dat ik heel binnenkort hier weg zal zijn.

Ik leg mijn koffer in de achterbak van de auto en ga achterin zitten. Dan bedenk ik me dat het wel zo netjes is om afscheid te nemen dus ga ik de tuin in waar Jonas zit. Hij is een sigaret aan het draaien als ik gedag zeg. We geven elkaar twee zoenen en ik zie aan zijn ogen dat hij ergens behoorlijk wat trekjes van genomen heeft.

Twee uur later check ik in bij een hotel in Montluçon. Het eerste wat ik doe is een douche nemen. Terwijl ik het hele verhaal opschrijf doen de geluiden in het hotel me denken aan de boederij. Af en toe ben ik bang dat Anna of Jonas tevoorschijn komt, maar dan kijk ik goed om me heen en weet ik zeker dat ik eindelijk echt alleen ben.

Photo by Kelly Sikkema on Unsplash

Gerelateerde berichten

Blijf op de hoogte

Bedankt! We hebben je aanmelding ontvangen.

Oeps! Er ging iets mis tijdens het versturen van het formulier.